Ik, optimist
Gisteren las ik een recensie over mijn laatste boek, Vertrouwen in de slimme samenleving. De recensent noemde ons optimistisch. Ik beschouwde het als een compliment, mede-auteur Sander Klous vond dat ‘constructief’ eigenlijk meer op zijn plaats zou zijn.
Vanmorgen verslikte ik me in mijn cruesli toen ik in mijn newsfeed las dat Google voortaan met 95 procent accuratesse kan voorspellen wanneer ik sterf. Eerste ingeving: Harry Mulisch’ die bij leven de onnavolgbare woorden sprake dat ‘zijn sterfelijkheid nog maar moest worden bewezen’. Tweede ingeving: dit stinkt. Na vijf minuten eenvoudig speurwerk kwam de aap uit de mouw. Google’s Deep Learning technologie wordt inderdaad onderzocht in een ziekenhuis, om de medische behandelingen van patiënten te verbeteren. Een van de dingen die ze daarbij vrij nauwgezet kunnen voorspellen is de sterftekans. Er is geen sprake van dat Google de wereldbevolking keurig op sterftedatum aan het ordenen is, iets wat wel wordt gesuggereerd in de kop van het verhaal.
Ik was verdrietig over de kortzichtigheid van de media die er weer eens mooie clickbait van hebben gemaakt. En ik ben ook weer trots op dat optimisme dat me wordt toegeschreven. Ik vind optimist een geuzennaam. Al was het maar om dat ongebreidelde pessimisme over wat de Frightful Five ons allemaal willen aandoen. Ik vind dat we niet alleen oog moeten hebben voor de risico’s maar ook voor de goede dingen die deze bedrijven ons bieden. Waaronder de inzet van deep learning in een ziekenhuisomgeving.
Zo’n genuanceerde houding is inderdaad constructief. Maar ja, dat vind ik dan weer geen lekkere geuzennaam.